“Het belang van het zingen en muziek maken voor en met kinderen komt door wetenschappelijk breinonderzoek steeds meer tot uiting. Helaas staat muziek al sinds jaar en dag niet meer (met uitzondering van de vrijescholen) op de roosters van scholen. Zingen wordt bijna niet meer gedaan en als er dan tijd over is wordt er een CD opgezet.
Al in de kinderopvang is het heel gebruikelijk om via een geluidsinstallatie naar kinderliedjes te luisteren. Dan heb je immers twee vliegen in een klap. Kinderen spelen en kunnen gelijk muziek luisteren. Toen ik eens langs een reguliere opvang liep, speelden de kinderen buiten onder de klanken van kinderliedjes vanuit een draagbare CD-speler. Het ontlokte mijn man de uitspraak: ‘Kijk hier leiden ze kleine bouwvakkertjes op!’ De kinderliedjes worden als achtergrondmuziek ten gehore gebracht. De leidsters doen dit te goedertrouw, niet wetende dat kinderen er maar één ding van leren, namelijk om niet meer te luisteren.
Zelf zingen doet echter veel meer dan alleen het liedje ten gehore brengen. Al voor kleine babytjes kan gezongen worden. Al eeuwen wordt dit trouwens in alle culturen gedaan. De manier om kinderen in slaap te krijgen, maar vooral de persoonlijke aandacht voor de baby is van belang. Kleine kinderen weten namelijk precies wat de volwassenen voelen als ze voor hen zingen.
Wieg- en slaapliedjes, wie is er niet mee opgegroeid?
Iedereen kent ‘Slaap kindje slaap’, of toch niet? Tijdens mijn cursussen kom ik geregeld mensen tegen die het niet meer exact kennen. De eerste regel gaat nog, maar dan. Dit is met heel veel liedjes zo. Als we de noodzaak weten en zien hoe kinderen genieten als er voor hen wordt gezongen, zou er veel meer aan gewerkt worden.
Op de opleidingen delft het muziekonderwijs het onderspit, want taal en rekenen is belangrijker. Dus wordt er ook daar niet meer gezongen. Ik herinner mij mijn opleiding tot kleuterleidster. Elke week moesten wij twee liedjes en versjes uit het hoofd leren. Er kon zomaar aan het eind van de week de opdracht komen dit te delen met de andere studenten. Dit delen bestond niet uit het delen via facebook, daar had men toen nog geen notie van. Nee, het moest mondeling ten gehore worden gebracht en uit het hoofd. Hierdoor en ook doordat we elke dag stage liepen in een kleuterklas, hebben de leidsters van toen een hele rugzak vol liedjes waaruit ze kunnen putten. Nu dit niet meer als belangrijk wordt gezien, kennen de meeste studenten deze liedjes niet meer.
Wat leren kinderen naast dat ze het leuk vinden om mee te doen en te luisteren van het zingen? In elk geval luisteren, muzikale vorming, sociale vorming door samen doen, motorische vorming, taal, rekenen en alle andere basisvaardigheden die nodig zijn om later cognitief te gaan leren. Vooral als er beweging bij de liedjes is, zullen ook heel kleine kinderen al snel meedoen. Praten kunnen ze vaak nog niet, maar door de bewegingen laten ze precies zien wat ze willen horen. Een uitspraak van Rudolf Steiner in het boek ‘De opvoeding van het kind’ over zingen:
‘In de vroege kinderjaren is het bijzonder belangrijk dat zulke opvoedende middelen als bijvoorbeeld kinderliedjes zoveel mogelijk een mooie, ritmische indruk op de zintuigen maken. Niet zozeer aan de betekenis als wel de mooie klank moet waarde worden gehecht.’
Tijdens een muziekconferentie met de titel Kind en Muziek hoorde ik het verontrustende bericht dat veel van de 8-jarigen denken en zeggen niet meer te kunnen zingen. Gedurende de muzieklessen bleek dat ze inderdaad geen toon meer na konden zingen. Volwassenen zeggen ook vaak dat ze niet kunnen zingen en nemen dan hun toevlucht tot de cd, maar als kinderen van 8 jaar het zeggen is dat toch wel heel zorgelijk. Alle peuter- en kleuterleidsters in de vrijeschool weten dat kinderen eerder luisteren als er gezongen wordt. Iets zeggen komt vaak niet binnen, maar iets zingen wel.
Van nature is elk mens muzikaal. Muziek is universeel, alle kinderen kunnen meedoen ook al zijn ze de taal nog niet machtig. Met name kinderen die hier niet geboren zijn leren door het zingen van liedjes de Nederlandse taal. Het eerste muziekinstrument wat iedereen ter beschikking heeft is immers de stem, de zang. Het is het gemakkelijkste, want we hebben het altijd bij ons.
Om bewegingen bij het zingen te maken hebben we onze handen altijd binnen bereik. Dus wat is eenvoudiger om die beide elementen te gebruiken voor het zingen met en voor onze kinderen? Er hoeven geen dure middelen gekocht te worden, men kan onmiddellijk aan het werk. En al zegt men niet te kunnen zingen, iedereen kan het. Misschien is men bang om in de fout te gaan, maar voor kinderen is dat niet van belang. Zij merken alleen de intentie waarmee gezongen wordt. En wie heeft er ondanks dat men denkt niet te kunnen zingen, niet ooit meegezongen met liedjes op de radio of tv? Bij het carnaval vieren kan ineens iedereen zingen! Bij festivals doen we ook allemaal mee, het bewijs dat iedereen het kan.
Ik vergelijk zingen vaak met tekenen. Kleine kinderen doen het allemaal, ze vragen zich niet af of ze het kunnen, ze doen het gewoon. Maar dan komen ze in de oordeel fase, als ze kleuter af zijn. Wanneer ze dan niet gestimuleerd worden en geholpen om verder te komen, blijven ze stilstaan en haken ze af. Met zingen is het precies eender. Als we weten dat zingen tot één van de eerste levensbehoeften behoort, zouden we daar veel meer tijd en aandacht aan moeten besteden.
Een moeder vroeg eens aan mij: ‘Zingt mijn zoontje wel mee in de klas?’ Ik moest haar zeggen dat hij wel keek maar nooit meedeed. We gingen op zoek naar de oorzaak. Ik vroeg haar of ze zelf wel eens zong. ‘Nee, ik ken geen liedjes en kan ook niet zingen,’ zei ze. Toen ik doorvroeg zei ze dat ze wel het liedje van ‘De kikkertjes’ kon zingen omdat haar moeder dat altijd zong. Ik raadde haar aan dat voor haar zoontje te zingen, desnoods tijdens de afwas. Ze ging het doen. Toen we het later ook in de klas zongen riep haar zoontje: ‘Dat zingt mijn moeder ok altijd’ Hij zong nog niet mee, maar was wel geïnteresseerd. Zijn moeder leerde van mij nog meer liedjes en zong die thuis voor hem. Na een tijdje begon hij aarzelend mee te zingen. Pas toen hij merkte dat zingen niet gek maar heel gewoon en ook nog leuk was, ging hij meedoen. Een echte zanger is hij nooit geworden, maar gelukkig heeft hij wel het plezier ontdekt dat er voor hem gezongen werd. Zijn moeder bekende me later dat ze er zelf heel veel van had geleerd en er vrolijk van werd. Dat gunnen we toch alle kinderen en ook onszelf.
Begin en eindig daarom elke dag
met een liedje en een lach!”
Geschreven door Hennie de Gans-Wiggermans